Gisteren zagen we de verhouding van tweederde aanbidding tegenover eenderde dienstbaarheid. Ook betoogde ik dat dienen moet voortvloeien uit aanbidding. We moeten nooit in Gods dienst betrokken raken, zonder eerst gemeenschap met God te hebben gehad. Als al ons dienstbetoon zou voortkomen uit aanbidding, zouden we veel meer resultaat boeken. Hoe dienstbaarheid voortkomt uit aanbidding, laat Jezus ook zelf zien in Matthe�s 4:10, tijdens de verzoeking in de woestijn. Nadat satan heeft geprobeerd Jezus te verleiden om hem te aanbidden, antwoordt Jezus met een citaat uit Deuteronomium 6:13:
Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen.
Let op de volgorde: eerst aanbidding, dan dienstbetoon. Aan de andere kant hoort aanbidding altijd gevolgd te worden door dienstbetoon. Er is een tijd geweest dat voor aanbidding in de meeste kerken heel weinig ruimte was. De zondagmorgendienst werd 'eredienst' genoemd, maar hoewel in die dienst zowel lofprijzing als proclamatie van het Woord plaatsvond, ontbrak regelrechte aanbidding. In de laatste decennia is de aanbidding steeds meer teruggekomen in de Kerk. Sommige gemeenten hebben er inmiddels zelfs hun 'specialiteit' gemaakt en steken niet onder stoelen of banken dat ze trots zijn op hun 'goede' aanbidding.
Maar als wij van aanbidding een soort zelfgerichte geestelijke ervaring maken, zonder het te laten uitmonden in dienstbetoon, dan is het huichelarij. Als we op zondagmorgen genieten van een heerlijke aanbiddingsdienst, maar dan naar huis gaan om de rest van de week voor onszelf te leven, dan hebben we Jezus' woorden niet begrepen: "De Heere, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen". Dienen mag nooit los staan van aanbidding en aanbidding niet van dienen.
|