Ik ben een vreemdeling op aarde,
verberg uw geboden niet voor mij.
Mijn ziel wordt verteerd van verlangen
naar uw oordelen, altijd weer.
(Psalm 119: 19 - 20)
Als de psalmist met zichzelf wordt geconfronteerd in de spiegel van de realiteit, roept hij uit: ,,Ik ben een vreemdeling op aarde.''
Voor bijna iedereen komt er een soortgelijk uur der waarheid, een moment waarop ook wij moeten erkennen dat deze huidige wereld niet ons thuis is. Mensen, dingen of bezigheden waarin we altijd steun vonden, vallen plotseling weg. Alles om ons heen lijkt opeens tijdelijk en vergankelijk. Ons eigen leven wordt als een nevel die een kort moment in de lucht hangt en dan vervaagt om nooit meer terug te keren.
Verschillende mensen reageren ook heel verschillend op dit besef. Sommigen besluiten plezier en vermaak na te jagen, zonder daarin echte voldoening te vinden. Weer anderen begraven zich in hun werk, zonder zichzelf de tijd te gunnen om stil te staan bij de vraag welke blijvende waarde hun activiteiten eigenlijk hebben. Weer anderen verdoven zichzelf met alcohol, drugs, of andere losbandigheid, en ze zoeken een kortstondige vlucht in een zelfbedachte fantasiewereld.
De Psalmdichter wendde zich in zo'n moment van vertwijfeling echter tot een andere bron: Gods wetten. Hij keek door het tijdelijke en het vergankelijke heen. Hij besefte dat alle leven uiteindelijk beheerst wordt door Gods wetten. Die zijn werkelijk blijvend en onveranderlijk.
David besefte dat hij door het bouwen van zijn leven op die wetten een stabiliteit en zekerheid verkreeg die niet afhankelijk was van de wisselvalligheden van de wereld om hem heen. Het bewijs van zijn succes ligt besloten in een simpel historisch feit: drieduizend jaar later vinden talloze mannen en vrouwen nog steeds duurzame troost in de psalmen die David schreef en het advies dat hij voorleefde; zoek je toevlucht in Gods eeuwige Wet, die altijd krachtig blijft en je nooit bedrogen achterlaat.
|